BOMEN EN SAGEN: DEEL 2
In de vorige editie eind oktober 2021 kregen jullie al een eerste deel van de boeiende wandeling bomen en sagen op domein Kiewit. Dimitri Neefs, herborist en natuurgids, vertelde leuke mythes en weetjes over een aantal bomen. In deze editie gaat het verslag, dat Greet Hendrix heeft gemaakt van deze wandeling, verder.
Zwarte Els
Elzenhout kleurt na het kappen oranjerood door het rode boomsap. Dit fenomeen ligt aan de basis van veel sagen en legenden. Zo bijvoorbeeld dat de boom een kwade geest herbergt die kinderen lokt. In andere verhalen wordt de rode sapkleur als bloed beschouwd. De Germanen zagen hierin het symbool voor de menstruatie en ze vereerden de zwarte els dan ook als de boom waaruit de vrouw ontstaan is. Ze noemden zowel de zwarte els als de eerste vrouw ‘embla’. Later is deze naam verbasterd tot ‘ebla’ vervolgens tot erla, esla of elsa. Zwarte els was voor de Germanen dus het symbool bij uitstek voor vruchtbaarheid. Aan alle plantendelen die op de grond vielen, werden genezende eigenschappen toegekend.
Tot het einde van de 19de eeuw plaatsten boeren in Duitsland takken van zwarte els op de vier hoeken van hun akkers om een goede oogst af te smeken.
Hulst
Deze boom heeft een interessant blad. Wij denken daarbij aan scherpgetande bladeren met scherpe stekels. Maar aan één en dezelfde struik – zelfs op één en hetzelfde takje – kunnen zowel bladeren voorkomen die scherpgetand zijn als bladeren met een volledig gave bladrand. Zeker als de plant ouder wordt, neemt het aantal bladeren met een gave bladrand sterk toe.
Druïdes verbrandden hulsthout om een zeer heet vuur te bekomen waarin ze metalen smolten.
Volgens een oude christelijke legende ontkiemde een hulst onder de voetstappen van Jezus. De stekende bladeren verwijzen naar zijn doornenkroon en de oranjerode bessen naar zijn bloed. In verschillende Europese landen noemt men hulst daarom ‘Christusdoorn’.
De Romeinen gebruikten hulst als decoratie tijdens de Saturnalia (feest voor god Saturnus, op 17 december). Ook gaven ze hulsttakken cadeau aan hun vrienden en familie. Vooral in Engeland is dit gebruik bewaard gebleven. Al eeuwenlang versiert men huizen in de kersttijd met altijdgroene planten zoals hulst, klimop en maretak. Sedert de intrede van de versierde kerstboom in huis, in de 19e eeuw, verdween dit gebruik naar de achtergrond.
Vlier
De bloemen van deze boom hebben een fijne geur en daarom plantte men ze in de buurt van ‘t gemak’. Ook bij begrafenissen kwam de plant van pas. Men plantte een kruis van vlierhout op het graf en als dat begon te bloeien, stelde de overledene het goed.
Geneeskundig werkt de bloesem ontstekingsremmend en het gebruik om siroop te maken van vlierbloesem is al heel oud. De bloempjes bevatten veel honing en dat is lekker in pannenkoeken. Ook thee getrokken van vlierbloesems is zoet en bevat een etherische olie die licht bedwelmend werkt. Als je de bessen kookt, bekom je siroop met veel vitamine C, goed tegen hoest en verkoudheid.
Dat de vlier zo gezond is hebben we aan Vrouw Holle te danken, zoals het volgende verhaal vertelt. Lang geleden was ze in de kersttijd op weg naar de mensen. Ze liep over de besneeuwde heide en hoorde de dieren slapen en het sap in de planten stromen. Ze voorvoelde het voorjaar. Toen kwam ze een houterige, kale struik tegen: een vlier. Die klaagde tegen vrouw Holle dat hij zich zo onnuttig voelde. Zelfs als brandhout wilden de mensen hem niet!
Vrouw Holle raakte ontroerd door zijn jammerklachten en zei: ‘Vanaf nu ben je mijn struik. Vlier zul je heten en de mensen zullen mij kennen als Vliermoedertje.’ Vervolgens gaf ze de struik een genezende bast, sneeuwwitte bloesem en bloedrood vruchtensap. De mensen ontdekten al deze eigenschappen en plantten de vlier, die ze vroeger zo hadden versmaad, in hun tuinen en op hun erven. De zieken dronken het sap, de kinderen speelden in zijn schaduw en de bloesem geurde zoet.
De vlier was populair bij kinderen. Het witte, sponsachtige merg van de takken, het ‘kaboutertjesbrood’, is zacht en laat zich gemakkelijk eruit drukken en daardoor is dit hout ideaal om blaaspijpen mee te maken. Van zo’n pijp kun je ook een fluitje maken: als het lukt er geluid uit te krijgen, dan ben je een echte ‘flierefluiter’, dat wil zeggen: een lichtzinnige levensgenieter (hoewel met een ‘f’ geschreven). Ook de Grieken kenden dit soort vlierefluitjes, die ze ‘sambuca’s’ noemden. Het eerste deel van de wetenschappelijke naam van de vlier ‘Sambucus’ stamt daarvan af.
Maretak
Dit is een parasiet die vaak groeit op bomen met zacht hout, zoals populieren. Omdat maretak ‘s winters groen blijft en bessen draagt, wordt de plant al eeuwenlang geassocieerd met vruchtbaarheid. De bessen zijn giftig voor mensen maar vogels zijn er gek op. Omwille van zijn kleverige bessen, wordt maretak ook wel ‘vogellijm’ genoemd. Niet omdat vogels het goedje aan takken plakken, wel omdat de bessen vroeger gebruikt werden om vogels te vangen.
De kersttraditie om maretak (of mistletoe in het Engels) op te hangen stamt af van de Kelten en Germanen. Bij deze volkeren was de maretak een heilige plant, die een belangrijke rol speelde in hun magische vruchtbaarheidsrituelen. Volgens de legende sneed een in wit geklede druïde in de midwinterceremonie met een gouden sikkel maretak uit de heilige eik. De afgesneden plant mocht de grond niet raken en werd daarom in witte doeken opgevangen. Daarna slachtte de druïde de offerdieren en dompelde de maretak in water dat dan als bescherming tegen ziekten en onheil diende.
De Noord-Germaanse mythologie vertelt over de god Balder, de broer van Thor. Hij werd gewond door een pijl van maretakhout, het enige materiaal waar Baldr kwetsbaar voor was. Het was zijn broer die de pijl schoot en hun moeder weende zo van verdriet dat haar tranen veranderden in besjes. Ze legde de vruchten op Baldr’s wonde en zo wekte ze hem terug tot leven. Als dank voor dit wonder, beloofde ze een kus aan ieder die onder de maretak passeerde. Zo belanden we bij het gebruik om te kussen onder de maretak en werd deze plant een symbool voor liefde en vriendschap.
Klimop
Een andere altijd groene plant is klimop. Het is een sterke plant die overal doorheen groeit. De kroon die Bacchus rond zijn hoofd draagt, is hiervan gemaakt omdat men dacht dat klimop dronkenschap voorkwam. Daarom vind je nog oude cafés met een klimopkrans boven de deur. Ook de uitdrukking ‘goede wijn behoeft geen krans’ houdt hiermee verband.
In de vroegchristelijke tijd vindt men het klimopmotief terug op sarcofagen en catacomben als symbool van onsterfelijkheid.
Spork
Deze boom kennen we ook onder de naam ‘vuilboom’ omdat hij laxerend werkt. Bijen houden van sporken omdat ze een lange bloeitijd hebben. Geschilde takjes dienden als dwarshoutjes in bijenkorven en het buigzame hout werd tot in de negentiende eeuw gebruikt voor lemen vakwerkwanden. Zelfs voor buskruit diende de houtkool van sporkehout.
Eik
De eik heeft een krachtig uiterlijk en ruige bast en wordt daarom als zeer mannelijk gezien: de ‘koning van het bos’.
De eik wordt vaak getroffen door bliksem. In Duitsland is er een onderzoek gedaan in een bos met 70 % beuken. De bliksem trof in 11 jaar 56 eiken, 20 sparren en 3 dennen, maar geen enkele keer een beuk. Dat komt omdat de eik groot is, relatief veel zetmeel (dat een goede geleider is) bevat en een diepwortelaar is. Geen wonder dat vroeger eiken naast woonhuizen geplant werden om als bliksemafleider te dienen.
De Germanen vereerden de eik als woonplaats van de dondergod Donar, ook bekend als Thor. Ze vroegen hem om donder en regen en vruchtbaarheid voor het land. Dat in Duitsland op de 1, 2 en 5 Eurocent een eikenblad staat, bewijst hoe belangrijk ze eiken vinden.
Volgens de Romeinen waren Germanen minder beschaafd omdat ze geen tempels kenden, maar enkel heilige wouden met indrukwekkende eiken. De eik was een belangrijke ontmoetingspek waar ook geofferd werd om goden tevreden te stellen en voor een goede oogst te zorgen. Dat ging zo: heilige vuren van eikenhout moest men aansteken door eikenhout tegen elkaar te wrijven. Een eikenstobbe (wortelstuk van een eik) werd in brand gestoken bij het Germaans joelfeest. Dat duurde van 25 december tot 6 januari. De stronk werd gedeeltelijk in het vuur gelegd en de as werd uitgestrooid op de akkers om de vruchtbaarheid te bevorderen en om het licht terug op gang te brengen na de winterzonnewende. Die stronk kennen we nu nog: kerststronk versierd met hulst en paddenstoelen (waarover later meer).
Onder eiken werd recht gesproken en vergaderd. Voor de Keltische druïde was de eik de magische boom bij uitstek. Het woord druïde is trouwens verwant met het Keltische woord voor eik, ‘dru’, én met een woordstam die ‘weten’ betekent, wid’. Vandaar de eigenschap wijsheid. De magiërs hielden vergaderingen in de schaduw van de machtige boom, ze droegen een krans van eikenloof en voorspelden de toekomst door eikels te eten. Wanneer ze een maretak op een eik vonden, dan sneden ze hem op rituele wijze af met een gouden sikkel, om de magische geneeskrachtige eigenschappen te bewaren.
Vele eeuwen lang werden eiken gebruikt als koorts- of lapjesboom. Een stuk hemd van de zieke werd aan de boom gebonden, waarna men de boom smeekte de ziekte over te nemen. Soms werd er zelfs een gat in de boom geboord, waarin een vinger- of teennagel van de zieke werd gestoken.
Toen de kerstening in West-Europa de vroege middeleeuwen op gang kwam werd de natuurverering verboden en vele heilige bomen werden omgehakt. Een van de bekendste boomheiligdommen was de Donareik in de Duitse deelstaat Hessen. Deze heilige boom werd in 723 gerooid in opdracht van Bonifatius, een missionaris die vooral in Duitsland actief was. Hij wilde bewijzen dat de Germaanse goden machteloos waren: er gebeurde namelijk niets, terwijl de Germanen verwachtten dat hun god wraak zou nemen. Het hout werd daarna gebruikt voor de bouw van een kerk of kapel. Een andere toepassing was beelden snijden, vaak Mariabeelden, paternosters of kruisbeelden. Er zijn vele volksverhalen over de wonderbaarlijke verschijning van Mariabeelden, die in de boom werden geplaatst. Wanneer de beelden verplaatst werden, kwamen ze op mysterieuze wijze weer naar de oorspronkelijke plek terug. Zo werden deze boomheiligdommen een bedevaartplaats.
Ook bij ons onderging een heilige eik op een heuveltop tussen Zichem en Diest hetzelfde lot. Mensen kwamen al eeuwenlang samen onder deze boom. Later werd er een eiken Mariabeeldje aan de boom gehangen. In 1604 werd deze eik omgehakt en later kwam op die plaats een basiliek. Zo is Scherpenheuvel een typisch voorbeeld van de evolutie van een heilige eik naar een drukbezocht bedevaartsoord. Een stukje van dat sacrale hout werd ook teruggevonden als relikwie in de basiliek.
De eik is niet alleen magisch, het is ook een belangrijke houtleverancier. Parket, meubels, dakgebinten, wijnvaten … het zijn maar enkele toepassingen van eikenhout. Ook in de scheepsbouw en voor funderingspalen is eikenhout een goede keuze: onder water wordt het hout extra hard.
Tekst: Greet Hendrix
6 reacties op “BOMEN EN SAGEN: DEEL 2”
Reacties zijn gesloten.