BOMEN EN SAGEN: DEEL 1
Op de zonnige middag van zaterdag 25 september verzamelen zich in Kiewit ongeveer 20 deelnemers aan het kasteeltje waar Natuurpunt Limburg gevestigd is, voor de bomen en sagen wandeling.
Onze gids is Dimitri Neefs, een herborist die vorig jaar de cursus Natuurgids bij NP volgde. Hij zal ons meer vertellen over de mythes die met bepaalde bomen verbonden zijn, vanaf de prehistorie tot nu. Natuur én cultuur, dat zal zeker smaken!
Beuk
Eerst neemt hij ons mee naar een grote beuk. Deze boomsoort wordt beschouwd als een vrouwelijke boom omwille van de gladde stam.
Goed om weten is dat de Germanen tientallen verschillende goden vereerden die een link hadden met de natuur. Hun belangrijkste god, Wodan, was de god van leven en dood. Zijn vrouw Freya was de moeder van de goden en een van hun zonen was Donar, de god van donder en bliksem. Naast goden kenden de Germanen ook natuurgeesten: die leefden in bossen, rivieren, bronnen en in dieren en planten.
Deze geesten werden, net als de goden, aanbeden. De Germanen kenden dan ook heilige wouden en heilige bomen, waaronder de beuk. Ze aanriepen vooral Wodan onder deze boom.
We vernemen dat het woord ‘beuk’ etymologisch verbonden is met ’bos’. Onze oerbossen bestonden dus blijkbaar vooral uit beuken… Nog een taalweetje: de druïden kerfden runentekens op stokjes beukenhout, gooiden die omhoog en aan de manier waarop ze op de grond belandden, voorspelden ze de toekomst. Interessant als je bedenkt dat het Duitse woord voor spellen ‘buchstabieren’ is (Buche betekent beuk en Buch is Duits voor boek). En om dit deel te besluiten, leren we dat een ‘dendroloog’ een boomkundige is.
De beuk was ook gewijd aan Freya, de godin van het huwelijk. Nog steeds vind je hartjes en initialen van geliefden in de beukenschors gekerfd.
De Roomse kerk was niet opgezet met deze ‘heidense’ gebruiken en verbood in 452 om rond bomen te bidden of fakkels te zetten. Soms lieten ze zelfs de heilige bomen omhakken. Maar omdat het moeilijk was de mensen hun oude gewoonten af te leren, bedachten ze dan maar een kruis of kapelletje op een boom te bevestigen. Zo ‘kerstenden’ ze deze gewoonten. We zullen later nog voorbeelden hiervan tegenkomen.
Wordt het een strenge winter? Vroeger geen Frank Beboosere maar de volkswijsheid bood hulp: op 1 november hakte men een beuk om, bleef de wonde droog dan stond koud weer voor de deur; bij nat hout verwacht men een zachte winter. Ook veel beukennootjes wijzen vooruit naar een koude winter.
Woodwideweb
Onder een beuk groeien zelden andere bomen of planten omdat hun kruin weinig licht doorlaat. Een jonge beuk gedijt wel in de schaduw van zijn moeder. Een beuk van 40 jaar is nog maar een kleuterbeukje en als zijn oude moeder van 200 jaar begint af te takelen, nemen de jongeren het over. Ze krijgen hierbij hulp van de rodekoolzwam, een paddenstoel die op de beukenwortels groeit en ondergronds voeding doorgeeft. Dat gaat zo: bomen geven de schimmels koolstof en de schimmel voorziet de boom van fosfor en stikstof, een win-winsituatie.
Bomen zijn ook onderling verbonden via hun wortels, een echt ondergronds netwerk. De grootste exemplaren hebben de meeste connecties. Deze ’moederbomen’ zorgen weer voor de jongere. Via de draden vertellen ze elkaar wat ze nodig hebben. Die ’snelweg’ wordt ook nog eens gebruikt om de behoeftige bomen te helpen. Heeft een boom een probleem – te weinig zon, te weinig voeding – dan stuurt de andere via het netwerk bijvoorbeeld meer koolstof. Wordt een boom aangevallen door een kever, dan maakt die boom een stofje aan dat de andere bomen waarschuwt. Die produceren dan een stof waardoor de aanvaller het blad niet meer lekker vindt. Bomen kunnen zelfs specifiek aangeven welk insect hen aanvalt.
Deze en andere processen komen aan bod in het boek ‘Het verborgen leven van bomen van de Duitse boswachter Peter Wohlleben. Ook ‘Op zoek naar de moederboom. Ontdek de wijsheid van de bossen’ van Suzanne Simard biedt veel achtergrond.
Taxus
Taxus of venijnboom is een inheemse naaldboom. Hij groeit erg langzaam, maar heeft een lang leven. Hij zou samen met de ginko biloba de oudste boom zijn (140 miljoen jaar, zoals blijkt uit fossiele resten). Nadat de gletsjers na de laatste ijstijd verdwenen waren, bestond 80% van de grote Europese bossen uit taxusbomen. Het hout is heel sterk: het langst bewaarde houten voorwerp door de mens bewerkt, is een paleolithische speer van taxushout van ongeveer 150.000 jaar oud.
De Eburonen kenden dit hout ook. En de streek waar Ambiorix en zijn volk leefden, noemden de Romeinen Taxandrië dus letterlijk: streek van het Taxusvolk. Ook de Engelsen gebruikten het hout om bogen te maken, de ‘longbows’. Met die bogen kan je heel accuraat je doel treffen vanop 300m afstand. Daardoor hebben de Engelsen o.l.v. Henry V de Fransen verslagen maar het had ook als gevolg dat de taxuswouden bijna volledig verdwenen.
De rode bessen van de taxusboom zijn eetbaar, maar de pitten daarin zijn dodelijk! Daarom mocht je je nooit te slapen leggen onder een taxus. Ook dit wisten de Eburonen al, want de tweede leider van de Eburonen, Catuvolcus, pleegde zelfmoord door taxussap te drinken. In de literatuur laat Shakespeare de drie heksen uit Macbeth een gifdrankje met taxus brouwen en de vader van Hamlet wordt vermoord door sap van deze boom in zijn oor te gieten.
We kennen allemaal het woord ’toxine’ dat ‘giftig’ betekent en het is afgeleid van taxus. Eén soort, de taxus baccata, bevat baccatine, een belangrijke grondstof van kanker bestrijdende geneesmiddelen als Taxol. Doordat taxushagen vooral in België populair zijn, vormt ons taxussnoeisel de basis van 50 procent van alle chemokuren wereldwijd, zo berekende het UZ Brussel.
Wilde Kastanje
De wilde kastanje heeft handvormige bladeren die uit één stuk bestaan, witte of roze bloemen en een glanzende vrucht met kortstekelige bolster. Niet te verwarren met de tamme kastanje die enkelvoudige bladeren heeft (lang, grof gezaagd en lancetvormig) en bolsters met langere stekels. De vruchten van de wilde kastanje bevatten saponinen (zeepstoffen) en kunnen in poedervorm of als afkooksel gebruikt worden als wasmiddel of shampoo. Op de foto is te zien hoe wilde kastanjes een straat in Kuringen in een zeepspoor veranderden.
Wilde kastanje noemt men ook paardenkastanje omdat de vruchten vroeger vaak aan paarden werd gegeven om ze van de hoest te genezen. Ook voor geiten en varkens is de paardenkastanje eetbaar, maar voor mensen is ze giftig.
De naam “kastanje” stamt volgens een legende uit de Romeinse mythologie: de jachtgodin Diana was op de vlucht voor oppergod Jupiter die haar wilde verleiden. Toen veranderde Diana zichzelf in een tamme kastanje waardoor ze “casta” (kuis) wist te blijven.
De paardenkastanje kwam in de 16de eeuw bij ons terecht toen een gezant van de Duitse keizer de boom meenam uit de Balkan.
Een sage uit Italië vertelt hoe een tamme kastanje schapen tegen een hongerige wolf beschermde door zijn takken als een beschermende kooi om de dieren heen te zetten. De boeren wisten het: de tamme kastanje was een geschenk van God want in het najaar “regende het brood uit de hemel”. Met dit manna bedoelden ze de vruchten van de tamme kastanje. Maar de duivel was jaloers en blies zijn kwade adem over de bolsters, die toen scherpe stekels kregen. Toen deed God een slimme tegenzet: als de kastanjes rijp waren en op de grond vielen, sprongen de bolsters in vier delen open in de vorm van een kruis. Zo kon men de kastanjes zonder moeite oprapen.
tekst: Greet Hendrix
heading foto: vincent-van-zalinge-jikc3E9Rcx8-unsplash
6 reacties op “BOMEN EN SAGEN: DEEL 1”
Reacties zijn gesloten.